Over het verhaal:
In de niet eens zo ver verwijderde toekomst ontwikkelt in De Nederlanden de maatschappij zich tot een utopische – of toch eerder een dystopische? – samenleving, waarin iedereen harmonie en ontplooiing kan vinden en waar misdaad en hebzucht effectief zijn uitgebannen. Deze samenleving – een sociaal experiment in Europa – wordt getroffen door een grote ramp, die overigens ook veel grotere gebieden treft dan alleen De Nederlanden.
De gevolgen zijn dramatisch: behalve grote maatschappelijke ontwrichting – en het einde van het experiment – veroorzaakt deze ramp een dodelijke epidemie.
Een leraar wiskunde, later minister van onderwijs, heeft het overleefd gaat samen met enkele anderen op zoek naar een plek waar zij een nieuw bestaan zouden kunnen opbouwen. Die plek vinden ze ook, maar het leven na de Grote Ramp is hard en primitief.
Toch is dit geen deprimerend apocalyptisch verhaal. Tegen het decor van ontreddering vormen de belevenissen van de hoofdpersoon en zijn kompanen voorbeelden van verdwazing en fanatisme, maar ook van menselijkheid, moed, vindingrijkheid en compassie.
Het verhaal houdt de huidige maatschappij ook een spiegel voor. Zowel voor als na de ramp.